2. Wat zegt de bijbel?
Het is duidelijk dat kerkdiscipline of kerktucht vanaf de eerste jaren van het Christendom tot de gebruiken ervan behoorde. Aangezien de meeste democratische landen een strikte scheiding van kerk en staat hanteren, staat ook het recht van Jehovahs Getuigen op het hanteren van de uitsluitingclausule niet ter discussie. De vragen waar het nu op aankomt, zijn: Wat zegt de bijbel precies wanneer het gaat om gemeentelijke sancties? Is de uitleg zoals die wordt gepresenteerd in De Wachttoren gebaseerd op deugdelijke argumenten?
Wetticisme
Het eerste bezwaar heeft betrekking op het zware beroep op de Mozaïsche Wet bij bijvoorbeeld de meldplicht (als een Jehovahs Getuige een andere Getuige iets ziet doen waarop uitsluiting staat, is hij op straffe zelf uitgesloten te worden verplicht dit aan de ouderlingen te melden) en andere wettische elementen. Zoals bij veel andere leerstellingen van het Wachttoren Genootschap ontbreekt ook hierbij inzicht in de dynamiek van de bijbel: daar waar de nieuwtestamentische bijbelschrijvers zelf nadruk leggen op de overgang van de Wet naar het hart, van de letter naar de geest (zoals bijvoorbeeld in 2 Korinthiërs 3:6), publiceert het Wachttoren Genootschap hoofdstukken vol instructies aan ouderlingen hoe zij bij welk soort overtreding dienen te handelen, waarbij de aard van de bewoordingen van de instructies sterk doen denken aan juridische handboeken (beklaagde, getuigen, beroep, bekentenis, bewijsmateriaal, enz.).
Matthéüs 18:15-17
In dit schriftgedeelte gaf Jezus instructies hoe problemen tussen personen opgelost konden worden. Het Wachttoren Genootschap legt veel nadruk op de laatste zinsnede: "dan zij hij u net als een mens uit de natiën en als een belastinginner". Maar bekijkt u alstublieft eens de volgende illustratie uit De Wachttoren en stel uzelf de vraag wie op het plaatje Jezus zou zijn en wie een Farizeeër:
Het waren vooral de Farizeeën die minachtend met personen van een andere nationaliteit of belastinginners omgingen! Het was juist een verwijt van hun kant aan Jezus adres dat hij hun gebruik daarin niet volgde, blijkens bijvoorbeeld Markus 2:15-16:
"Later gebeurde het dat hij in zijn huis aan tafel aanlag, en vele belastinginners en zondaars lagen met Jezus en zijn discipelen aan, want zij waren met velen en zij gingen hem volgen. Toen de schriftgeleerden der Farizeeën echter zagen dat hij met de zondaars en belastinginners at, zeiden zij voorts tot zijn discipelen: Eet hij met de belastinginners en zondaars?"
Het is ondenkbaar dat Jezus een houding die hij veroordeelde, tegelijkertijd zou gebruiken als model voor zijn volgelingen. Daarnaast was dit geen instructie van formalistische aard, want Jezus gebruikt in zijn zin de tweede persoon enkelvoud: "dan zij hij u {enkelvoud, dwz voor degene die het persoonlijke geschil heeft met de beklaagde, niet voor de hele gemeente} net als ". Ook uit de context blijkt dat de instructie persoonlijke geschillen betrof. De kern van het betoog behelst overigens vergeving, geen procedurele instructies (zie vanaf vers 10-14 en 18-35).
2 Johannes 9-11
Deze schriftplaatsen worden als basis gebruikt voor de regel dat zelfs "een eenvoudig Hallo" tegen een uitgeslotene verboden is (zie De Wachttoren 1 december 1981, p. 19 en 15 juli 1985, p. 31). De onderbouwing gaat voorbij aan de werkelijke betekenis van zowel de groet als de strekking van het schriftgedeelte.
In t kort gezegd, betekent de groet zoals die door Johannes wordt vermeld meer dan "een eenvoudig Hallo"; het duidt op instemming met de gekozen levenswandel en zelfs een wens van succes daarin. Vanzelfsprekend kan een Christen een dergelijke instemming niet uiten tegenover iemand die een antichrist wordt genoemd (iemand die de komst van Jezus Christus in het vlees niet [meer] belijdt).
De zinsnede "een ieder die vooruitdringt en niet blijft in de leer van de Christus" wordt door het Wachttoren Genootschap vaak aangehaald als precedent voor het uitsluiten van afvalligen, dwz degenen die de leer van het Genootschap niet volledig accepteren als volledige waarheid. Wanneer dit echter in de context wordt geplaatst, zien we dat dit niet deugdelijk is. Allereerst gaat het om de leer van de Christus, niet de leer van een of andere religieuze organisatie.
Daarnaast gaat de passage over het mijden van de antichrist: degene die de komst van Jezus Christus in het vlees niet belijdt. Wanneer het gaat om andere, zelfs fundamentele leringen, van de vroege gemeente, zien we dat er veel ruimte voor persoonlijke interpretatie was en geen gecentraliseerde toetssteen van waarheid (zie bijvoorbeeld Romeinen 14).
1 Korinthiërs 5:9-11
Hoewel hier een duidelijke aanwijzing voor mijden wordt gegeven, leidt de toepassing van het Wachttoren Genootschap tot een gecompliceerde, formalistische uitoefening van wettelijke autoriteit. Paulus duidt op een overheersende eigenschap van "iemand, een broeder genoemd", die een hoereerder is, een dronkaard is, een afperser is, enzovoort. Iemand die een keer dronken is, is nog geen dronkaard. De woorden van Paulus leggen een verband met een levenswijze, geen eenmalige daad. Wanneer deze eigenschappen kenmerkend zijn voor "iemand, een broeder genoemd", zou het zelfs vanzelfsprekend zijn dat we geen intieme omgang zouden willen hebben met een dergelijk persoon. Er worden echter geen instructies verschaft voor verhoren, restricties, comités, enz.