Inleiding
Nadat de 'Bijbelonderzoekers', zoals Jehovah's Getuigen zich oorspronkelijk noemden, ongeveer 30 jaar lang een gematigde houding hadden aangenomen tegenover uitvallers, verscheen in 1904 het boek The New Creation, waarin de gedachte werd geïntroduceerd dat het noodzakelijk was "passende stappen te ondernemen om niet toe te laten dat de gemeente in moreel opzicht verdorven" zou worden. Op basis van bijbelgedeelten als Matthéüs 18:15-17 "vonden er af en toe kerkverhoren plaats waarin de bewijzen voor kwaaddoen in ernstige gevallen aan de gehele gemeente werden voorgelegd" (jv, 186).
Vanaf ongeveer 1944 (in Nederland in 1949) werd via De Wachttoren aangekondigd dat "in het licht van de gehele bijbel" dergelijke kwesties vanaf dat moment achter gesloten deuren zouden worden behandeld "door verantwoordelijke broeders aan wie het opzicht in de gemeente was toevertrouwd". De doeleinden van de te volgen procedures waren: "(1) de organisatie rein te houden en (2) de kwaaddoener te doordringen van de noodzaak van oprecht berouw, met de bedoeling herstel voor hem te bewerken" (jv, 187).
In deze sectie zal het gebruik van uitsluiting nader onder de loep worden genomen. Er volgen 6 delen:
De formele procedure, dwz. wat gebeurt er eigenlijk bij de behandeling van een uitsluitingzaak?
Wat zegt de bijbel? - de leerstellige kant van de zaak : een kritische analyse van de doctrinaire onderbouwing van de uitsluitingregel
De rechtsgang van het Wachttoren Genootschap: meten met twee maten en drogargumenten
De invloed van dit gebruik op (ex-)Jehovahs Getuigen en hun familieleden