Uitgestoten — Trouw, 15 juli 1999
Priest stops lynching of Jehovah's Witnesses — ZENIT News Agency, 23 July 1999
Lancering Spoetnik satelliet had toch geen profetische betekenis — Trouw, 2 december 1995
Jehovas niet gewend aan kritische getuigen
Trouw, 3 december 1998
Door Koert van der Velde
AMSTERDAM - Weer of geen weer, Jehova's getuigen gaan altijd graag langs de deuren om hun goede boodschap te verspreiden. Maar, zo luidt de oproep van een nieuwe vereniging van kritische Jehova's, geef ze dan niet de kans te getuigen, maar "stel op een vriendelijke manier indringende vragen over de bloedkwestie, niet over het officiële standpunt, maar over hun privé-mening".
In Nederland zijn zo'n 30 000 Jehova's actief. De oproep komt van 'De vereniging van Jehova's getuigen voor hervorming van de bloedkwestie', een internationale organisatie, met nu ook een Nederlandse tak, die ijvert voor de opheffing van het verbod op bloedtransfusie. "Want vele Jehova's getuigen die bloed weigeren vinden jaarlijks de dood," aldus de Nederlandse oprichtingsverklaring.
Vorige week nog heeft een 21 -jarige Jehova's getuige haar artsen in het Australische Melbourne aangeklaagd omdat die haar van de dood hadden gered. Bij haar bevalling in februari waren er complicaties opgetreden. Een bloedtransfusie was nodig om te voorkomen dat ze zou overlijden. De vrouw heeft ook een aanklacht ingediend tegen haar echtgenoot, eveneens Jehova's getuige. Hij was akkoord gegaan met de bloedtransfusie, hoewel hij wist dat dit in strijd met hun geloof is. In haar klacht wordt zij gesteund door het Australische tak van het kerkgenootschap van de jehova's getuigen. In Nederland stierf in 1995 een 22-jarige getuige tijdens haar bevalling.
De Nederlandse afdeling van het internationale comité van Jehova's tegen het verbod op bloedtransfusie, werkt. In de anonimiteit. Volgens de oprichter, die in zijn eentje opereert, is anonimiteit noodzakelijk. "Jehova's staan bekend om hun eensgezindheid en trouw aan hun principes. Maar dit heeft ook een donkere zijde. Iedere getuige die openlijk zegt dat hij het niet eens is met bepaalde leerstellingen wordt uitgestoten. Geen enkele getuige mag dan nog met hem omgaan."
Hij leest voor uit 'De Wachttoren' van juli 1994: "Jehova's volk onderwerpt zich bereidwillig aan autoriteit. Aldus oogst zij grote zegeningen." En uit deel twee van het standaardwerk 'Inzicht in de Schrift', bladzijde 1060: "Enkele overtredingen waarvoor men uit de christelijke gemeente gestoten kan worden, zijn overspel, homoseksualiteit ... afgoderij, afval en het veroorzaken van verdeeldheid in de gemeente." In Jaarboek 1993 staat: "Hoe droevig dit ook altijd is, met uitsluiting worden levens gered. Het houdt de gemeente rein, beweegt sommige kwaaddoeners tot berouw."
De anonymus distantieert zich van ex-Jehova's, die "soms onware en overdreven kritiek uiten". Van kindsbeen af is hij getuige. "Ik heb het er altijd wel naar mijn zin. Het zijn overwegend aardige mensen. Niet dat het erg is dat het geloof wordt ingeprent - dat is de basis van iedere religieuze opvoeding. Er is eigenlijk maar één verschil tussen de meeste getuigen en mijzelf: ik kan niet altijd alles klakkeloos aannemen." Jehova's getuigen nemen de Bijbel, grotendeels letterlijk. Ze baseren hun verbod op bloedtransfusie op Handelingen 25: "U moet zich onthouden van spijzen die aan de afgoden geofferd zijn, van bloed, van wat verstikt is en van ontucht. Als gij uzelf daarvoor in acht neemt, zal het u goed gaan." De kritische Jehova's getuigen stellen daar tegenover dat in de eerste eeuw na Christus bloedtransfusie nog niet bestond, en dat het verbod dus onmogelijk daartegen kan zijn gericht. Zij noemen het 'krankzinnig' om deze tekst anno 1998 nog letterlijk te nemen. Bloedtransfusie moet volgens hen worden gelijkgesteld met orgaandonatie, hetgeen wel is toegestaan.
Volgens R. van den Heuvel, de woordvoerder van het Nederlandse hoofdkantoor van de Jehova's getuigen, het Wachttoren Bijbelgenootschap in Emmen, komt het in Nederland 'hoogst zelden' voor dat er problemen ontstaan rondom de weigering van Jehova's van bloedtransfusie. Hij legt uit: "in Nederland is de patiënt wettelijk beschermd, mag bij in vrijheid kiezen welke behandeling hij wil of niet." De enkele keer dat iemand die bloed weigert sterft, valt volgens hem in het niet bij het aantal mensen dat sterft wegens complicaties bij bloedtransfusie. Dertien speciale comités van getuigen reizen, vertelt Van den Heuvel, de Nederlandse ziekenhuizen af om medici te wijzen op de nieuwste alternatieven voor bloed bij operaties.
Theologische discussies kennen de Jehova's niet, zegt hij. De leer is sinds de oprichting nooit echt veranderd. "Vanuit het bolwerk van de gelovigen hecht men aan het vasthouden van de spiritualiteit die er is." Meningsverschillen komen daarom niet voor. "Het zou ook wel een vreemd beeld geven als Jehova's getuigen langs de deuren komen en de een dit zegt, en de ander dat. Als iemand op een wezenlijk geloofspunt, zoals over het bloed, anders denkt, denk ik dat hij zichzelf diskwalificeert. Wie op een gegeven moment zegt dat hij delen van het geloof niet langer aanhangt, is daarmee geen Jehova's getuige meer. Of men trekt met ons op, of men doet dat niet. Dat is ieders vrije keuze."
De laatste dagen heeft de kritische getuige per e-mail tien reacties van andere Jehova's getuigen gehad, zeven waren volgens hem vijandig gezind, drie waren het met hem eens.
Uitgestoten
Trouw, 15 juli 1999
Van onze verslaggeefster AMSTERDAM - Voormalig jehova's Getuigen Henri Dahlem en Rado Vleugel willen niet klagen, maar wel mensen waarschuwen die overwegen zich bij deze gemeenschap aan te sluiten. Beiden werden uitgesloten, geëxcommuniceerd.
Geen enkele jehova's Getuige mag contact met hen of met hun familie onderhouden. Een bittere ervaring voor de twintigers, die beiden uit een gezin van jehova's Getuigen komen. Dahlem bezocht ooit een congres waar zich achthonderd jehova's hadden verzameld, onder wie familie en vrienden. Niemand richtte zich tot hem, want zijn misstap kan hem niet worden vergeven: hij stemde bij de Tweede-Kamerverkiezingen van 1994.
PAGINA 12: THUISKOMEN MAG, MAAR BLIJVEN ETEN, NEE
Dissident gedrag wordt onder Jehova's Getuigen niet erg gewaardeerd. De straffen zijn hard. Twee bittere ervaringen in jonge mondigheid en wat vrijheid van meningsuiting in sommige kringen voorstelt.
Excommunicatie
................................
Wim Boevink
Jongens waren we. Maar aardige jongens.
Zo zitten ze in een café in Leiden. Henri Dahlem (28) en Rado Vleugel (26). Beiden opstandige jehova's Getuigen; de een omdat hij in 1994 ging stemmen bij de Tweede-Kamerverkiezingen (wat niet mag), de ander omdat hij eind 1998 voor de televisie pleitte voor de toelating van bloedtransfusies voor Getuigen (wat ook niet mag.)
Beiden werden ze uitgesloten uit hun gemeenschap, geëxcommuniceerd. En daarin zijn ze bij de jehova's Getuigen onverbiddelijk: ieder contact met de uitgeslotenen, zelfs met de naaste familie, is verboden. Een heel bittere ervaring: beide jongens zijn afkomstig uit gezinnen die 'in de Waarheid leven'.
Rado Vleugel maakte al zo'n uitsluiting in eigen kring mee toen zijn oudere zus met een vriend naar bed ging. Zijn vader zette haar het huis uit, zelfs een groet op straat was hun verboden. Inmiddels zijn de zaken bij- getrokken; zijn zus (en nu ook hijzelf) mogen - na telefonische afspraak - het ouderlijk huis bezoeken. Maar blijven eten, nee.
Henri Dahlem heeft bittere jaren achter de rug. Er waren momenten dat hij liefst terug had willen kruipen naar zijn gemeenschap, zo eenzaam en vertwijfeld voelde hij zich. In '97 bezocht hij een congres van jehova's Getuigen. "Daar waren achthonderd mensen bijeen. Vrienden, familie. Niemand zei iets tegen me." Hij richtte een vereniging op van ex- jehova's Getuigen. "Het begon in oktober'95 met een afspraak met vijf man op het station van Dordrecht. Nu heb ik een bestand van 150 mensen, ex-jehova's en ook kritische." Dahlem ging 'topografisch en kerkelijk zwerven', maar kreeg aanvankelijk nergens binding. Wijzigde meer dan twintig keer van woonadres. Hij ontmoette een aantal theologen, en volgde uiteindelijk een opleiding tot pastoraal werker bij de vrijzinnig protestanten in Bilthoven. "Ik zie mezelf als een maatschappijkritische, maar bijbelgetrouwe christen."
Een poging om terug te keren mislukte. Die gelegenheid was hem geboden, als hij tenminste openlijk berouw toonde. Maar Dahlem wilde geen berouw tonen, hij wilde hervormingen voorstellen, meer openheid vragen en het recht om politiek actief te zijn. 'Hoe komt het dat je een EO-christen bent geworden, je komt hier zeker een beetje evangeliseren' zeiden ze tegen hem. 'Ze' dat waren de leden van het gerechtelijk comité van ouderlingen. De ex-communicatie bleef gehandhaafd: 'Henry heeft zich teruggetrokken uit Gods zichtbare organisatie.'
Een van de vrienden die hem jarenlang niet wilden zien, zit nu naast hem aan de cafétafel in Leiden. Rado Vleugel volgde zijn eigen dissidente pad. In het televisieprogramma'5 in het land' verscheen op 1 december vorig jaar een onherkenbaar gemaakte figuur compleet met vervormde stem. Hier klaagde een anonieme jehova's Getuige over de bepaling dat jehova's Getuigen geen bloedtransfusies mogen ondergaan. Wereldwijd, zei de getuige, sterven daardoor jaarlijks honderden mensen.
Rado Vleugel werd door leden van zijn gemeente meteen herkend en ontmaskerd. Ook hij moest voor een gerechtelijk comité verschijnen, een comité dat voornamelijk uit mannen bestond waarmee hij jaren bevriend was.
Het mocht hem niet voor uitsluiting behoeden. Vleugel ging in beroep: 'Is het geen onverdraagzaamheid om een andere zienswijze gelijk te scharen met afvalligheid?' Het beroepscomité bleef bij de excommunicatie.
Vleugel onderging hetzelfde lot als Dahlem, die verrast was zijn oude vriend nu buiten de rijen van de jehova's Getuigen aan te treffen. Maar Vleugel is in zijn verzet minder eenzaam; op Internet heeft zich een beweging gevormd die zich 'The Associated Jehovah's Witnesses for Reform on Blood' noemt en waarbij zich ook her- vormingsgezinde functionarissen hebben aangesloten.
Maar zelfs al zou het Oppergezag in New York overstag gaan, dan nog zou Rado Vleugel niet terug willen keren. Aan zijn tijd bij de jehova's Getuigen heeft hij geen bitter gevoel overgehouden; wel pijnlijk was het afscheid. Hij is zich gaan interesseren voor wat hij noemt 'atheïstische filosofie'. Leest Sartre. "En ik heb literair zo'n grote achterstand, bij de jehova's Getuigen heerst een grote aversie tegen kunst." Hij verslindt romans van Salman Rushdie ("maar niet de Duivelsver- zen") en las 'Het proces' van Kafka. En hij wil zelf een roman schrijven over zijn Getuige-wereld. "Een beschrijving van binnenuit moet het worden, en het moet realistisch zijn, maar niet schopperig." Paulo van Vliet deed in 1997 in zijn roman 'Uitgesloten' ook al een poging tot literaire verwerking van zijn jeugd onder de Getuigen.
Dat ze in Leiden aan dat cafétafeltje zitten met een journalist tegenover zich, is niet om te klagen. Maar ze willen wel mensen waarschuwen die overwegen zich bij de jehova's Getuigen aan te sluiten.
Vroeger waren de Getuigen 'gematigd racistisch': "Ze zeiden dat in het paradijs zwarte mensen weer wit zouden worden en de leiding heeft zich in donkere dagen ook nogal vleiend over Hitler uitgelaten." Die tijden zijn voorbij, maar de jongens kritiseren het gebrek aan meningsvrijheid.
Henri Dahlem leest naast de bijbel Havel, Canius. Hij vertelt hoe hij aan zijn naam komt, want die is nieuw en moet hem helpen een nieuw leven te beginnen. Dahlem is de naam van een buitenwijk van Berlijn. "In de oorlog was hier een kerkelijk centrum van verzet tegen de nazi's. Daarmee verbonden is de naam van dominee Martin Niemöller, en diens vriend en medepredikant Bonhoeffer noemde de volgelingen van Niemöller Dahlemieten. Ze durfden tegen de meerderheid in een politieke keus te maken. Daarom noem ik mij Dahlem."
Priest stops lynching of Jehovah's Witnesses
ZENIT News Agency, 23 July 1999
BOGOTA, JUL 22 (ZENIT).- The prompt action of a priest in Yacuanquer, Colombia, prevented a day of proselytism by Jehovah's Witnesses from ending in tragedy. 300 villagers were at the point of going too far in their efforts to expel members of this denomination from their area. When the locals were preparing gallons of gasoline and torches to use against twelve Witnesses, Fr. Juan Bautista Diaz's opportune intervention returned peace to the village before tragedy struck. Later Fr. Diaz, the parish priest, said that the Witnesses "arrived to disturb the social order" and reiterated that, without justifying any act of violence, the community has the right not to accept a religion that is different from the one they profess.
Lancering Spoetnik satelliet had toch geen profetische betekenis
Trouw, 2 december 1995
RICHARD SINGELENBERG
UTRECHT - De Jehova's Getuigen stoppen met het primitieve gegoochel met jaartallen waarin de aarde vergaat. Vorige maand stelde De Wachttoren, hun huisorgaan, namelijk dat het zogeheten 'geslacht van 1914' niet langer doctrinaire betekenis heeft. Dàt het eind binnen afzienbare tijd komt, lijdt desondanks voor hen nog steeds geen twijfel.
Zo'n 100 jaar geleden waren de Jehovah's Getuigen - ze noemden zich toen nog 'Bijbelonderzoekers' - er vast van overtuigd dat de wereld in 1914 zou vergaan. Zij baseerden die voorspelling op de aanname dat de tempel van Jeruzalem in 607 v. Chr. door de Babyloniërs was vernietigd. Voor de ware gelovigen betekende de verwoesting dat een einde was gekomen aan Gods heerschappij en dat daarmee het tijdperk der heidenen was aangebroken.
Hoe lang dat zou duren, leidden zij onder andere af uit het vierde hoofdstuk van de profetie van Daniël. Daarin is sprake van een goddeloze periode van 'zeven tijden', die volgens apocalyptische rekenkunde 2520 jaar zou beslaan. Ergo, het euvele bewind der heidenen zou op catastrofale wijze in 1914 aan zijn eind komen en de de ware gelovigen konden dan het paradijs betreden.
Toen de ramp uitbleef, schrapte de toenmalige leider Russell het jaartal 1914 niet uit het theologische stelsel, maar herinterpreteerde de betekenis. Christus was wel degelijk in dat jaar teruggekeerd, maar hij bestuurde onzichtbaar zijn hemelse regering. Dat viel af te leiden uit Zijn tekenen: oorlogen, ziekten, hongersnoden, aardbevingen, wetteloosheid.
Het jaar 1914 werd zo geherdefinieerd als het begin van het einde. Op het moment dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak, ontvouwde zich een desastreus tijdperk. De mensheid zou van nu af met rampen worden overspoeld, hetgeen uitliep op de onverbiddelijke apocalyps.
De vraag was alleen: wanneer? Aanvankelijk werden 1918 en 1925 genoemd, maar te veel gespeculeer en niet uitgekomen profetieën wekten op den duur argwaan bij de achterban. Ruim veertig jaar later werd een nieuwe poging gedaan: 1975 werd bestempeld als een mogelijk jaar van betekenis. Maar helaas.
In het begin van de jaren '50 werd een relatie gelegd tussen 1914 en zij die dat jaar hebben meegemaakt. De redenering was gebaseerd op een uitspraak van Jezus in Mattheüs 24 vers 34: 'Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat dit alles is geschied'. Het einde der tijden werd zo afgebakend: mensen die het jaar 1914 hadden meegemaakt, Jehova's Getuigen of niet, zouden de beslissende slag van Armageddon zien.
Maar wat betekende precies 'meemaken'? Gold dat voor babies geboren in 1914? Of moest men een duidelijk besef hebben van de betekenis van dat jaartal? En op welke leeftijd had men dan dat besef? Het was duidelijk dat de Getuigen een concreet antwoord wilden, want in De Wachttoren werd er enkele keren uitgebreid op ingegaan. Immers, hoe concreter het geslacht kon worden omschreven, des te duidelijker kwam de einddatum in beeld.
Men moest minstens 15 jaar zijn, aldus een uitgave van 'Ontwaakt!' in 1969. In 1981 zakte de grens naar 10 jaar, terwijl De Wachttoren van 15 augustus 1984 elk criterium liet vallen: iedereen die leefde in 1914, hoorde tot hèt geslacht.
Maar tegelijkertijd maakte de lectuur duidelijk, dat gissen over de apocalyps in feite uit den boze was. Verwijzend naar Mattheüs 24:36 werd de Getuigen voorgehouden dat 'van die dag en dat uur niemand iets weet', hetgeen enigszins op gespannen voet stond met de theoretisch afgebakende tijd die de geslachtsdoctrine impliceerde.
Uiteraard viel dit laatste moeilijk te verifiëren, want zolang het einde niet gekomen was, betekende dit dat er nog mensen leefden die 1914 hadden meegemaakt. Weliswaar waren de jongsten toen al rond de zeventig, maar er waren verhalen dat er in de Kaukasus mensen rondliepen van wel 140 jaar. Dat gaf dus nog rek tot ver in de volgende eeuw.
In 1980 werd zelfs op het hoogste niveau nog geprobeerd het geslacht niet in 1914 te laten beginnen, maar in 1957. De lancering van de eerste Russische Spoetnik-satelliet in dat jaar werd zó belangrijk geacht, dat dit profetische betekenis kreeg. De verdrukking zou immers ook worden gekenmerkt door 'sterren die uit de hemel vallen en machten der hemelen die wankelen', aldus Mattheüs. Zo zou het einde minstens 40 jaar kunnen worden uitgesteld. Maar dat vond het leiderschap wat àl te gortig. Het legde het voorstel naast zich neer.
De Wachttoren van 1 november j.l. rekent definitief af met het '1914-geslacht'. En dat op grond van een nieuwe 'herinterpretatie'. Op grond van de bijbelboeken Lucas en Genesis is het 'geslacht' nu omschreven als “de volken der aarde die het teken van Christus' tegenwoordigheid zien, maar in gebreke blijven hun wegen te corrigerenâ€. De term is nu ontdaan van elke chronologische betekenis en slaat op de groepsafbakening: 'Wij', Jehovah's Getuigen, en 'zij', niet-Getuigen, het geslacht. De essentie van 1914 blijft echter dezelfde: Jezus is met regeren begonnen.
Verrassend is de wijziging niet. De discussies over de definiëring van het geslacht lieten zien dat deze leerstelling een blok aan het been was geworden van het Wachttorengenootschap.
Menig Getuige en buitenstaander stelde zich al jaren de vraag hoe de beweging zich uit deze benarde doctrinaire situatie zou redden. De afschaffing van de voorspellingen past in elk geval in de ontwikkeling van zulke religieuze bewegingen. Volgens een wet van de Amerikaanse theoloog Niebuhr evolueert elke rebellerende sekte binnen enkele generaties tot een groep die maatschappelijk respect wil. In dat licht is het niet verwonderlijk dat de Getuigen af willen van leerstellingen die vol zitten met gekunsteld rekenwerk en dus weinig aanzien genieten.
Overigens zullen de Getuigen zich waarschijnlijk niet massaal verzetten tegen de ingreep. Ze zijn gewend aan wijzigingen in leerstelligen en zullen ook deze accepteren als 'nieuw licht', de variant op Spreuken 4:18. Of het moet de groep betreffen die zich tot de generatie rekende en vol spanning wachtte op verlossing. Van hun vragen is het leiderschap nu verlost. Ze moeten nog even geduld hebben.